Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
15 Cards in this Set
- Front
- Back
Opsommend verband |
Ten eerste, ook, ten slotte |
|
Tegenstellend verband |
Maar, echter, daarentegen |
|
Oorzaak-gevolg verband |
Doordat, daardoor, waardoor |
|
Toelichtend verband |
Zo, bijvoorbeeld, zoals |
|
Voorwaarde |
Als, indien, tenzij |
|
Vergelijkend verband |
Zoals, evenals, dan |
|
Redengevend verband |
Daarom, omdat, want |
|
Doel-middel verband |
Opdat, zodat, daarvoor |
|
Samenvattend verband |
Kortom, al met al |
|
Concluderend verband |
Dus, hieruit volgt, concluderend |
|
Tijd |
Eerst, vervolgens, toen |
|
Doel van signaalwoorden |
geven de relatie tussen de alinea's aan |
|
Deelonderwerpen |
verschillende aspecten van het onderwerp |
|
Doel van een inleiding |
aandacht trekken, onderwerp introduceren |
|
Uit welke drie delen bestaat een tekst? |
Inleiding, kern en slot |