• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/70

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

70 Cards in this Set

  • Front
  • Back

Theorieën over leren en geheugen



Leren =

het proces van het verwerven van nieuwe informatie, de uitkomst hiervan is geheugen.



Geheugen =

ontstaat wanneer iets is geleerd, door een eenmalige blootstelling aan informatie of door herhaling van de informatie. Geheugen is een broodnodig iets dat blijft bestaan in de tijd.



Leren en geheugen kan worden verdeeld in drie hypothetische fasen:



1. C
2. O
3. H


1. Coderen = het verwerken van de inkomende informatie om opgeslagen te worden. Kent twee stappen:
a. Verwerving = aquisistion = registreert input van sensorische buffers en sensorische analytische fasen.
b. Consolidatie = Behouden = Consolidation = het creëren van een sterkere representatie gedurende de tijd.
2. Opslag = het resultaat van verwerving en consolidatie, staat voor de permanente registratie van de informatie
3. Herinneren – ophalen = retrieval = het gebruiken van opgeslagen informatie om een precieze representatie te verkrijgen of het uitvoeren van geleerd gedrag zoals een motorische vaardigheid.

We maken onderscheid tussen diverse soorten geheugen, gebaseerd op hoe lang de informatie wordt bewaard:



-S


-K


-L


-Sensorisch geheugen behoudt informatie gedurende milliseconden tot seconden.


-Korte termijn geheugen behoudt informatie gedurende seconden tot minuten.


-Lange termijn geheugen kan worden gemeten in dagen of jaren.

Sensorisch geheugen.



Onderscheid in visueel = iconisch geheugen voor zicht en echoisch = auditief geheugen.



De tijdspanne is door neuropsychologen onderzocht door


de mismatch negativity (MMN) en de mismatch field(MMF).



Bij MMN wordt gemeten met elektrodes over het hele hoofd, bij MMF wordt gemeten met magnetische sensoren dichtbij de schedel.



Auditieve herinnering blijft gedurende

9 tot 10 seconden.



Sensorisch geheugen wordt opgeslagen in de sensorische cortex als een korte bestaande neuraal spoor. Dit spoor blijft slechts 300 tot 500 milliseconden bestaan.



Zowel iconisch als ecoisch geheugen heeft een vrij grote capaciteit, veel informatie kan worden behouden in zeer korte tijd.

Korte termijn geheugen
Ktg heeft een kleinere capaciteit dan het sensorisch geheugen, maar


behoudt informatie langer.

Modellen voor het ktg



Atkinson & Shiffrin = modal model. Opvolgingsproces binnen sensorisch geheugen, ktg en ltg.



Het model suggereert dat in iedere fase informatie kan

vervagen, of door interferentie verloren kan gaan of door beiden verloren gaat. Model kent een seriële opvolging.



Neuroscience bewijs



Digit span = verwijst naar

de hoeveelheid items iemand kan onthouden in een korte tijdsperiode. In het ktg kunnen gemiddelde 7 items worden onthouden, dit kunnen losse items zijn (= bits) of samengestelde items (= chunks = bijv. een woord).



Neuropsychologisch onderzoek bij patiënten met hersenbeschadiging wijst uit dat voor het ktg en het ltg gebruik wordt gemaakt van dezelfde neurale netwerken, maar niet op precies dezelfde manier of in dezelfde orde van grootte.



Dit is een alternatieve visie op de visie van Atkinson & Shiffrin.
Patiënten met beschadiging aan de linker perisylvische cortex kunnen nog maar 2 nieuw items onthouden, het ltg werkt prima. Bij patiënten met een temporaal lobectomy kunnen geen ltg herinneringen meer worden gevormd. Dit heeft een dubbele dissociatie voor het behoud van informatie op kort en lange termijn.

Neuropsychologisch onderzoek bij patiënten met hersenbeschadiging wijst uit dat voor het ktg en het ltg gebruik wordt gemaakt van dezelfde neurale netwerken, maar niet op precies dezelfde manier of in dezelfde orde van grootte.



Dit is een alternatieve visie op de visie van Atkinson & Shiffrin.
Patiënten met beschadiging aan de linker perisylvische cortex kunnen

nog maar 2 nieuw items onthouden, het ltg werkt prima.



Bij patiënten met een temporaal lobectomy kunnen geen ltg herinneringen meer worden gevormd. Dit heeft een dubbele dissociatie voor het behoud van informatie op kort en lange termijn.

Werkgeheugen – Baddely & Hitch



Uitbreiding van het model van Atkinson & Shiffrin. Werkgeheugen staat voor


een gelimiteerde opslag voor het behouden van informatie in een korte tijd en het uitvoeren van mentale operaties binnen deze opslag.



Maintenance en manipulation. De inhoud kan bestaan uit sensorische input uit het sensorisch geheugen of uit het ophalen van informatie uit het ltg. Werkgeheugen bestaat uit informatie die verwerkt kan worden en waarop men kan reageren.

Werkgeheugen bestaat volgens Baddely & Hitch uit drie onderdelen:



-v


-f


-c



-visiospatiaal schetsblad,


-fonologische loop en


-centrale verwerker.



De fonologische lus is modaliteit specifiek. Bij testen worden er eerder recall-fouten gemaakt o.b.v. akoestiek dan o.b.v. vorm. Woorden die meer op elkaar lijken worden slechter herinnerd dan woorden die niet op elkaar lijken.



Fonologische lus zou uit 2 delen bestaan:


1) korte akoestische opslag en


2) articulatorische component voor subvocale herhaling.



Visuospatial sketch pad:


opslag visuele of visueel ruimtelijke codes. Bewijs voor dit onderdeel is o.a. gevonden doordat akoestische code de prestatie op een visueel-spatiele taak niet verminderde.


Fonologische lus zou uit 2 delen bestaan:


1) korte akoestische opslag en


2) articulatorische component voor subvocale herhaling.



Visuospatial sketch pad:


opslag visuele of visueel ruimtelijke codes. Bewijs voor dit onderdeel is o.a. gevonden doordat akoestische code de prestatie op een visueel-spatiele taak niet verminderde.


Visuospatial sketch pad:


opslag visuele of visueel ruimtelijke codes. Bewijs voor dit onderdeel is o.a. gevonden doordat akoestische code de prestatie op een visueel-spatiele taak niet verminderde.

Voordelen werkgeheugen concept:


1. relatie kt en lt wordt vastgelegd
2. ktg codeert meerdere soorten info.

cognitief neurowetenschappelijk bewijs over het werkgeheugen.



Beschadiging in de linker supramarginal gyrus (brodmann area 40), leidt tot beschadiging in


het fonologisch werkgeheugen. Dit uit zich in beperkte auditieve verbale geheugencapaciteit, een serie van woorden wordt niet onthouden.



Het herhalingsproces in het werkgeheugen hangt samen met regio 44 van brodmann, linker premotor regio, dit betekent dat een linker hemisfeer netwerk bestaande uit de laterale en inferiere partiele lobbes is betrokken bij het fonologisch werkgeheugen. Defecten in het werkgeheugen voor auditief verbaal materiaal is niet verbonden met beschadigingen aan spraakperceptie of spraakproductie.


Het herhalingsproces in het werkgeheugen hangt samen met regio 44 van brodmann, linker premotor regio, dit betekent dat

een linker hemisfeer netwerk bestaande uit de laterale en inferiere partiele lobbes is betrokken bij het fonologisch werkgeheugen.



Defecten in het werkgeheugen voor auditief verbaal materiaal is niet verbonden met beschadigingen aan spraakperceptie of spraakproductie.


Defecten in het werkgeheugen voor auditief verbaal materiaal is

niet verbonden met beschadigingen aan spraakperceptie of spraakproductie.

Beschadigingen van het visuo-spatieel schetsblad uiten zich in

parietaal occipitaal gebied aan beide zijden.



Beschadiging aan de rechter hemisfeer leidt tot moeilijkheden met

non-verbale signalen zoals het opslaan en herhalen van een reeks van blokken aangetikt door een ander persoon (visueel ruimtelijke beperking).



Beschadiging in de linker hemisfeer leidt tot problemen met visueel (=visueel) gepresenteerd linguïstisch (taalkundig) materiaal. Dit is o.a. door Smith m.b.v. PET aangetoond – zie figuur 8.6 pag 321 van Gazzaniga.


Beschadiging in de linker hemisfeer leidt tot problemen met

visueel (=visueel) gepresenteerd linguïstisch (taalkundig) materiaal.



Dit is o.a. door Smith m.b.v. PET aangetoond – zie figuur 8.6 pag 321 van Gazzaniga.

Modellen voor lange termijn geheugen
Belangrijkste onderscheid is



d


n




• declaratief (expliciet) en
• non-declaratief (impliciet) geheugen.



Declaratief geheugen kent bewuste toegang inclusief persoonlijke en algemene kennis. Impliciet geheugen is onbewuste informatie zoals motorische, cognitieve (procedurele), priming, perceptie en geconditioneerde vaardigheden. Zie figuur 8.7 pag. 322 van Gazzaniga.



Het declaratieve geheugen – onderscheid in episodisch geheugen en semantisch geheugen. Beide soorten geheugen zijn fundamenteel verschillend.



Het non-declaratief geheugen = impliciet geheugen en bestaat uit verschillende soorten kennis.



We onderscheiden:
1. procedureel geheugen = bevat het leren van motorische en cognitieve vaardigheden;
2. perceptual respresentation system = PRS = perceptueel = de structuur en vorm van objecten en woorden kunnen worden beïnvloed (priming) door eerdere ervaring;
3. klassieke conditionering = een geconditioneerde respons tussen twee stimuli (pavlov)
4. non associatief leren = habituation = gewenning = afname in respons als stimulus vaker wordt getoond en sensitization = opwinding = toename in respons als stimulus vaker wordt getoond.


Declaratief geheugen kent bewuste toegang inclusief persoonlijke en algemene kennis. Impliciet geheugen is onbewuste informatie zoals motorische, cognitieve (procedurele), priming, perceptie en geconditioneerde vaardigheden. Zie figuur 8.7 pag. 322 van Gazzaniga.



Het declaratieve geheugen onderscheid

episodisch geheugen en semantisch geheugen. Beide soorten geheugen zijn fundamenteel verschillend.




Het non-declaratief geheugen = impliciet geheugen en bestaat uit verschillende soorten kennis.



We onderscheiden:
1. p
2. p
3. k
4. n


1. procedureel geheugen = bevat het leren van motorische en cognitieve vaardigheden;
2. perceptual respresentation system = PRS = perceptueel = de structuur en vorm van objecten en woorden kunnen worden beïnvloed (priming) door eerdere ervaring;
3. klassieke conditionering = een geconditioneerde respons tussen twee stimuli (pavlov)
4. non associatief leren = habituation = gewenning = afname in respons als stimulus vaker wordt getoond en sensitization = opwinding = toename in respons als stimulus vaker wordt getoond.

Geheugen maakt onderscheid in hoe we leren en hoe we informatie behouden. Onderscheid wordt gemaakt in:




1. verschillende soorten geheugen op basis van hoe lang zij informatie behouden;
2. verschillende soorten geheugen op basis van welke informatie zij behouden.

Geheugen en de hersenen



Menselijk geheugen, schade aan de hersenen en geheugenverlies (amnesie)



Amnesie = geheugenverlies =

verstoring in het geheugen door hersenschade, ziekte of psychologische trauma.



Amnesie kan zijn het niet meer kunnen leren van nieuwe dingen of een verlies van al verworven kennis of beiden. Het kan invloed hebben op het ktg, ltg en werkgeheugen.

Hersenchirurgie en geheugenverlies.



In de jaren 40 en 50 werden neurologische aandoeningen en psychiatrische aandoeningen verholpen door chirurgische ingrepen. HM is hier het meest bekende voorbeeld van. Bij deze patiënt werd het middelste gedeelte van de temporale lob inclusief hippocampus bilateraal verwijderd.



Met als gevolg dat HM


geen lange termijn geheugen kon vormen. Hij presteerde na operatie normaal op digit span taken, en taken die verband houden met het werkgeheugen.



Patiënten met schade aan de temporale lob kunnen allen geen lange termijn herinneringen meer vormen. Afhankelijk van de schade hebben zij in meer of mindere mate last van retrograde amnesie.

Korsakoff syndroom



Korsakoff is ontdekt door de Russische neuroloog korsakoff. Hij rapporteerde een retrograde en anterograde amnesie ten gevolge van alcohol.



Langdurig alcohol gebruik kan leiden tot

vitamine tekorten, deze veroorzaken hersenschade.



Patiënten met korsakoff hebben schade aan de tussenhersenen, speciaal in de dorsomedial nucleus van de thalamus en de mammilary bodies. De symptomen van deze amnesie zijn gelijk aan de schade aan temporale lob. Beide types amnesie hebben verlies van declaratief geheugen en behoud van niet-declaratief geheugen. Omdat patiënten met korsakoff geen schade hebben aan de temporale lob, kan het zijn dat verbindingen tussen de temporale lob en de tussenhersenen zijn onderbroken waardoor de vergelijkbare schade ontstaat.

Patiënten met korsakoff hebben schade aan de tussenhersenen, speciaal in de dorsomedial nucleus van de thalamus en de mammilary bodies.



De symptomen van deze amnesie zijn

gelijk aan de schade aan temporale lob.



Beide types amnesie hebben verlies van declaratief geheugen en behoud van niet-declaratief geheugen. Omdat patiënten met korsakoff geen schade hebben aan de temporale lob, kan het zijn dat verbindingen tussen de temporale lob en de tussenhersenen zijn onderbroken waardoor de vergelijkbare schade ontstaat.

Alzheimer



Ontdekt aan het begin van de 20e eeuw door Aloysius Alzheimer. Alzheimer in de hersenen is zichtbaar door


amyloid plaques = klonten van niet-oplosbare proteïne tussen neuronen,


en neurofibrillary tangles = tengels van proteïne vezels met corticale neuronen.



De grootte van de hippocampus verandert bij Alzheimer, hij wordt vernietigd door Alzheimer.

De plaques en tangles verzamelen zich in de temporale lob. Mensen met een dikkere hippocampus ontwikkelen minder snel Alzheimer.



De incidentie van Alzheimer neemt

sterkt toe na 65 jaar, het percentage verdubbelt per 5 jaar dat men ouder wordt. Alzheimer hoort niet bij het ouder worden, het is een ziekte die vaker voorkomt naarmate je ouder wordt.



De mate van aantasting van de temporale lob is gerelateerd aan de schade in episodisch geheugen. Daarnaast vindt een groot verlies van acetylcholine cellen plaats die de verbinding leggen met de hippocampus en de prefrontale cortex. Dit disfunctioneren tussen de hippocampus en prefrontale cortex door verlies van acetylcholine speelt een rol in het niet meer kunnen vormen van nieuw episodisch geheugen.


De mate van aantasting van de temporale lob is gerelateerd aan de schade in episodisch geheugen.



Daarnaast vindt een groot verlies van ….. plaats

acetylcholine cellen plaats die de verbinding leggen met de hippocampus en de prefrontale cortex.



Dit disfunctioneren tussen de hippocampus en prefrontale cortex door verlies van acetylcholine speelt een rol in het niet meer kunnen vormen van nieuw episodisch geheugen.

Geheugenconsolidatie, de hippocampus en de neocortex.



Consolidatie =

het behoud van geheugen in het lgt.



Consolidatie bestaat in de moderne modellen uit twee fasen: een initiële snelle fase, gevolgd door een langzamere consolidatie fase. Bewijs hiervoor is verkregen uit patiënten die ECT hebben ondergaan tbv psychologische stoornissen en patiënten die gesloten hersenletsel hebben. Het blijkt dat zij kennis verworven direct voor het hersenletsel of ECT behandeling het eerst en het langste kwijt zijn in vergelijking tot andere verworven kennis. Kennis waarbij de tweede langzamere fase nog niet heeft plaats gevonden lijkt het eerste verdwenen te zijn.


Consolidatie bestaat in de moderne modellen uit twee fasen:



-een initiële snelle fase, gevolgd door


-een langzamere consolidatie fase.



Bewijs hiervoor is verkregen uit patiënten die ECT hebben ondergaan tbv psychologische stoornissen en patiënten die gesloten hersenletsel hebben.



Het blijkt dat zij kennis verworven direct voor het hersenletsel of ECT behandeling het eerst en het langste kwijt zijn in vergelijking tot andere verworven kennis. Kennis waarbij de tweede langzamere fase nog niet heeft plaats gevonden lijkt het eerste verdwenen te zijn.

De mediale temporale lob en de hippocampi zijn belangrijk bij fase 1 van het leren, de snelle opname en eerste opslag van informatie.



Belangrijk bij de permanente opslag van semantische informatie is

de temporale cortex.



Letsel aan de laterale cortex van de temporale lob, leiden tot sterke amnesie inclusief sterke retrograde amnesie. De retrograde amnesie kan decennia teruggaan en invloed hebben op het gehele leven van de patiënt.



De theorieën over de tweede fase in opslag zijn meer controversieel: Larry Squire stelt voor dat dit gebeurt door de neocortex in interactie met de mediale temporale lob. Lynn Nadel suggereert dat alleen de opslag van semantische informatie te maken heeft met de neocortex, en dat sommige aspecten van episodische opname vertrouwen op de temporale lob structuren.


De theorieën over de tweede fase in opslag zijn meer controversieel: Larry Squire stelt voor dat dit gebeurt door

de neocortex in interactie met de mediale temporale lob.



Lynn Nadel suggereert dat alleen de opslag van semantische informatie te maken heeft met de neocortex, en dat sommige aspecten van episodische opname vertrouwen op de temporale lob structuren.

Hersenletsel aan de laterale cortex van de temporale lob komt ook voor bij Alzheimer patiënten en patiënten die geïnfecteerd zijn met herpes encefalitis met infectie aan de hersenen.



Geïsoleerde retrograde amnesie bestaat uit


retrograde amnesie waarbij wel nieuwe lange termijn herinneringen gevormd kunnen worden. Hangt samen met schade aan de voorste temporale lob. Dit gedeelte van de temporale lob is niet essentieel bij de opname van nieuwe informatie.



Volgens recente theorieën worden herinneringen in het ltg opgeslagen over al representaties over de hele neocortex, hierbij gebruik makend van de regio’s die te maken hadden met de eerste opslag.

Amnesie en de verwerving van nieuw declaratieve informatie.



Beschadigingen aan de mediale temporale lob of tussenhersenen worden in verband gebracht met


niet meer kunnen opslaan van nieuwe informatie.



Onderzoek weer uit dat HM wel in staat was enige semantische kennis op te slaan, maar lang niet zoveel als gezonde controlepersonen.



Semantische informatie zoals details tav andere mensen (JFK is president), nieuwe woorden voor technische termen (bijv. Laptop) en beschrijving van bijzondere gebeurtenissen in 1 woord, worden wel onthouden (bij. Abaraham voor 50e verjaardag). Echter, deze patiënten kennen niet de bron waaruit deze informatie is geleerd (=source amnesia).

Source amnesia is bestudeerd aan de hand van patiënt K.C.



Hij had na een motorongeluk veel schade in (vooral de linkerhelft van) de hersenen opgelopen (zie fig. 8.19, blz. 336). Hij had ernstige anterograde EN retrograde amnesie.



De retrograde amnesie betrof bijna alle episodische kennis van zijn hele leven. Hij kende bijv. wel familieleden, maar kon van foto’s niet zeggen bij welke gelegenheid ze waren genomen. Het leek alsof hij ze voor de eerste keer zag. Zijn semantische kennis van voor het ongeval was wel intact. Hij kon nieuwe info leren, maar kende niet de bron. Ook uit testen met 3 woorden zinnen bleek hij te kunnen leren, maar wist hij niet de bron.



Het lijkt dus dat semantische en episodische kennis op

andere onderliggende structuren berusten.

Dit wordt ondersteund door ander onderzoek. Alleen episodische componenten lijken volledig afhankelijk van de hippocampus.



Ander onderzoek spreekt dit tegen. Yonelinas, Kroll en collega’s geloven dat ….

de mogelijkheid voor patiënten met amnesie om nieuwe herinneringen op te slaan afhankelijk is van een sterkte signaal.



De patiënten zijn in staat woorden te herkennen die zij eerder hebben gezien en deze te categoriseren, al kennen zij de bron niet.

Amnesie en het verkrijgen van nieuwe niet-declaratief geheugen.



Amnesiepatienten vertonen impliciet leervermogen.



We onderscheiden:



p


p


-procedureel leren


-perceptuele priming.

Procedureel leren en amnesie



Wordt getest dmv de Serial Reaction Time Task = serie reactietijd taak. Knoppen worden ingedrukt afhankelijk van de stimuli die worden getoond.



Dit kan pseudorandom en random worden toegepast. Mensen zonder amnesie verbeteren hun prestatie zonder


dat zij zich hiervan bewust zijn, omdat zij de pseudorandom serie niet herkennen als zodanig.



Ook bij patiënten met anterograde amnesie en letsel aan de tussenhersenen, korsakoff en mensen die benzodiazepines nemen wordt dit effect gesignaleerd.

De basale ganglia ondersteunt het

procedurele geheugen en het leren van motorische vaardigheden.



Patiënten met letsel aan de basal ganglia of aanverwante structuren vertonen slechte prestaties op procedurele leren taken. Dit is van toepassing op patiënten met Parkinson en de ziekte van Huntington. Bij Parkinson wordt de projectie van dopamine in de basal ganglia verhinderd door het afsterven van cellen in de substantia nigra. Bij de ziekte van Huntington vindt degeneratie van de neuronen in de basal ganglia plaats.


Patiënten met letsel aan de basal ganglia of aanverwante structuren vertonen slechte prestaties op

procedurele leren taken.



Dit is van toepassing op patiënten met Parkinson en de ziekte van Huntington. Bij Parkinson wordt de projectie van dopamine in de basal ganglia verhinderd door het afsterven van cellen in de substantia nigra. Bij de ziekte van Huntington vindt degeneratie van de neuronen in de basale ganglia plaats.

Perceptuele priming en amnesie.



Daniel Schacter heeft impliciet leren en geheugen geïntroduceerd en is een onderzoeksgebied dat verband houdt met perceptuele priming.



Priming is


het verbeteren van herkenning van stimuli omdat het eerder is gezien.



Kan worden getest door een woord fragment test, waarbij de respondent wordt gevraagd woorden aan te vullen, ongeacht of deze eerder zijn getoond of niet.



Het resultaat op deze test verbetert als het woord eerder is gezien door respondent, ongeacht of hij zich realiseert of hij het woord eerder heeft gezien of niet.

Priming voor fragmentaanvulling vermindert niet als de tijd verstrijkt, woord herkenning wel. Bij patiënten met letsel aan de mediale temporale lob en anterograde amnesie patiënten is deze functie niet beschadigd. Dit ondersteunt het idee dat

het systeem voor perceptuele priming buiten de mediale temporale lob ligt.

Beeldvorming van de menselijke hersenen en geheugen



Lange termijn geheugen: codering en ophalen



Neuroimaging wordt gebruikt om ….


de rol van verschillende hersenstructuren te verduidelijken.



Belangrijke vraag op dit onderwerp is of de hippocampus een rol speelt bij

het coderen van informatie of het ophalen van informatie of beiden.



Dit wordt verder onderzocht in dit gedeelte van de stof. De hippocampus speelt een rol bij het coderen en ophalen van informatie, maar verschillenden typen van geheugen vertrouwen op subsregio’s van de mediale temporale lob en dat gedurende het ophalen van informatie mediale temporale lob corticale regionen activeert die belangrijk waren bij het coderen van de informatie.

De hippocampus speelt een rol bij het coderen en ophalen van informatie, maar verschillende typen van geheugen vertrouwen op

subsregio’s van de mediale temporale lob en dat gedurende het ophalen van informatie mediale temporale lob corticale regionen activeert die belangrijk waren bij het coderen van de informatie.

Coderen en de hippocampus.



Is getest met behulp van subsequent-geheugen paradigme en fMRI: vragen om iets te onthouden, fMRI toont welke hersendelen worden gebruikt voor het coderen. Daarna in een andere lijst kijken of informatie wordt herinnerd of is vergeten. Hippocampus is actief in coderen. (Zie fig. 8.29, blz. 346).



Onderzoek van Ranagath en Yonelinas leidde tot het volgende:


Bij correct herinnerde items: de hippocampus en parahippocampale cortex zijn actief (zie fig. 8.30a, blz. 347).



Dit komt overeen met dier studies en studies van mensen met hersenletsel. Probleem met hippocampale beschadiging kan dus het coderen van de informatie zijn. Ook gebieden in de frontale cortex zijn actief (zie punt 6).

Ophalen en de hippocampus



Ook bij ophalen is de hippocampus actief. Onderzoek is met fMRI gedaan, bijv. Door Laura Eldridge. Patiënten moesten een lijst met woorden onthouden en daarna zeggen of ze het woord echt van die lijst herinnerden of dat het woord bekend voorkwam. Antwoorden konden worden gesorteerd o.b.v. echte herinnering, bekend voorkomen, nooit van gehoord en fout aangeven of ze het woord al dan niet hadden gezien.



De Hippocampus werd alleen actief voor


de antwoorden die correct werden herinnerd, niet voor de andere 3 mogelijkheden.



Hippocampus dus belangrijk bij ophalen uit het episodisch geheugen. Klopt dit met het feit dat mensen met schade aan de hippocampus wel de vaardigheid hebben om herinneringen van verder voor de beschadiging op te halen? Ja, door consolidatie, deze test ging slechts over een beperkt tijdsinterval (20 minuten).


Hippocampus dus belangrijk bij

ophalen uit het episodisch geheugen.



Klopt dit met het feit dat mensen met schade aan de hippocampus wel de vaardigheid hebben om herinneringen van verder voor de beschadiging op te halen? Ja, door consolidatie, deze test ging slechts over een beperkt tijdsinterval (20 minuten).

Klopt dit met het feit dat mensen met schade aan de hippocampus wel de vaardigheid hebben om herinneringen van verder voor de beschadiging op te halen?

Ja, door consolidatie, deze test ging slechts over een beperkt tijdsinterval (20 minuten).

Codering, ophalen en de temporale lob.



De Hippocampus wordt niet gebruikt voor zaken die je bekend voorkomen = familiair. Welke delen van de hersenen zijn dan wel belangrijk voor dit soort niet-episodische informatie?



Het onderzoek van Ranganath toonde een dubbele dissociatie aan voor geheugen:


1. herkenning door ophalen van episodische broninformatie o.b.v. hippocampus en posterieure parahippocampale cortex;



2. Op bekendheid (familiariteit) gebaseerde herkenning in de entorhinale cortex.



Dit is o.a. ook aangetoond in een onderzoek van Montaldi, waar deelnemers scènes die ze eerder hadden gezien moesten ranken o.b.v. nieuw, vaag familiair, matig familiair, sterk familiar en daadwerkelijk herinneren (zie ook fig. 8.33, blz. 352).

Relationeel geheugen, herkenning, familiairaty en de temporale lob.



De neocortex geeft verschillende soorten informatie aan verschillende regio’s van de temporale lob.



Informatie van unimodale sensorische regio’s - het 'wat' van een object - komt via de perirhinale cortex (anterieur gedeelte van de parahippocampale cortex) in


de entorhinale cortex.



Informatie van polimodale neocorticale gebieden - het 'waar' van een object - komt via het meer posterieure gedeelte van de parahippocampale cortex in een ander gedeelte van de entorhinale cortex.




De hippocampus voegt deze stromen samen tot 1 geheel = relationeel geheugen.



Episodische informatie is dan ook

relationeel geheugen (het wat en waar (of de bron) is bekend).



Cohen testte met experimenteel aangepaste ruimtelijke relaties (zie fig. 8.34, blz. 353). Gezonde mensen waren gevoelig voor de veranderingen, mensen met schade aan de hippocampus niet. Volgens hem is mediale temporale amnesie gelijk aan niet werkend relationeel geheugen.

Ophalen en reactivering in het lange termijn geheugen



Het systeem zoals in de vorige paragraaf beschreven kent ook een feedback systeem dat in precies tegenovergestelde volgorde plaatsvindt.



De weg is dan van

de hippocampus naar entorhinal cortex and terug naar de neocortical gebieden die de input leverden.



Mark Wheeler en collega’s onderzocht dit systeem dmv geluiden en visuele stimuli.



Dit onderzoek bevestigde dat bij ophalen van de gevraagde informatie

de hersengebieden die geactiveerd waren bij het coderen, opnieuw geactiveerd werden.



Het betreft allemaal subsets = deelgebieden van de gebieden die actief waren bij het coderen.



Dit suggereert dat de specifieke relationele informatie van items die zijn opgeslagen in het lgt, worden gecodeerd gedurende het ophalen door reactivering van de originele neocorticale gebieden die de input vormen voor de hippocampus.


Dit suggereert dat de specifieke relationele informatie van items die zijn opgeslagen in het lgt, worden gecodeerd gedurende

het ophalen door reactivering van de originele neocorticale gebieden die de input vormen voor de hippocampus.



Aanvullend werk van Wheeler toont aan dat visuele processen gepaard gaan met activiteit in de inferotemporale cortex en dat het meer dorsale partiele gebied en de superior occipitale activiteit is gerelateerd aan het proces van het zoeken in het geheugen voor relevante items.

Aanvullend werk van Wheeler toont aan dat visuele processen gepaard gaan met activiteit in

de inferotemporale cortex en dat het meer dorsale partiele gebied en de superior occipitale activiteit is gerelateerd aan het proces van het zoeken in het geheugen voor relevante items.

Codering, ophalen en de frontale cortex.



Onderzoek toont aan dat de frontale cortex betrokken is bij zowel


ktg als ltg geheugen processen.



De rol van de frontale cortex in het ltg, zowel het coderen als het ophalen, is al lange tijd onderwerp van discussie.


De linker frontale cortex is actief bij …...



De rechter frontale Cortex is actief bij …….

De linker frontale cortex is actief bij het coderen van semantische informatie.



De rechter frontale Cortex is actief bij het ophalen van informatie uit het episodisch geheugen.


De linker frontale cortex is actief bij het coderen van semantische informatie.



De rechter frontale Cortex is actief bij het ophalen van informatie uit het episodisch geheugen.



Cabeze en collega’s vonden dat

zowel het coderen als het ophalen van semantische informatie vooral gepaard gaat met activiteit in de linker frontale cortex.



Hetzelfde geldt voor de Broca gebieden (spraak), brodmann area 44 en 46 en de ventrale laterale regio (brodmann 44 en 45).



William Kelley stelt dat de lateralisatie van de activiteit in de frontale cortex meer verband houdt met

het soort taak dan met het verschil tussen coderen en ophalen. Hij stelt dat de linkerhelft meer actief is bij processen betrokken bij linguïstische informatie en de rechterhelft meer actief is bij processen betrokken bij object en ruimtelijke informatie.

Codering en ophalen van procedureel geheugen.



Amnesie patiënten zijn krachtig bewijs voor het feit dat impliciet leren niet afhankelijk is door expliciete kennis over het materiaal.



Scott Grafton en collega’s onderzochten de basis of procedureel motorisch leren bij gezonde personen dmv neuroimaging. Ze vergeleken condities gedurende dual – tasks, waardoor reeksen niet worden opgemerkt door de persoon.



Petscan gedurende deze dual-task toont aan dat


activering van de motor cortex en de aanvullende motorische gebieden van de linkerhemisfeer, evenals de putamen in de basal ganglia plaatsvindt.



Dit zijn allemaal onderdelen van het motorisch systeem.



Daarnaast worden het rostrale gedeelte van de prefrontale cortex en de partieel cortex geactiveerd, die ook een rol spelen in motorische controle.



Dit toont aan dat de personen impliciet leerden gedurende de taak, omdat de gebieden die de controle uitoefenen over motorische bewegingen worden geactiveerd. Zodra de verstoringstaak in de dual-task wordt weggelaten zien de personen de herhalingsreeks en worden de rechter dorsale prefrontale cortex, rechter motorische cortex, rechter putamen en parieto-occipitale cortex bilateraal geactiveerd.


Daarnaast worden het rostrale gedeelte van de prefrontale cortex en de partieel cortex geactiveerd, die ook een rol spelen in motorische controle.



Dit toont aan dat

de personen impliciet leerden gedurende de taak, omdat de gebieden die de controle uitoefenen over motorische bewegingen worden geactiveerd.



Zodra de verstoringstaak in de dual-task wordt weggelaten zien de personen de herhalingsreeks en worden de rechter dorsale prefrontale cortex, rechter motorische cortex, rechter putamen en parieto-occipitale cortex bilateraal geactiveerd.


Zodra de verstoringstaak in de dual-task wordt weggelaten zien de personen

de herhalingsreeks en worden de rechter dorsale prefrontale cortex, rechter motorische cortex, rechter putamen en parieto-occipitale cortex bilateraal geactiveerd.

Dit toont aan dat de motorisch cortex kritisch is in het leren van bewegingspatronen.



Daarnaast wordt activering van

de putamen verwacht, omdat patiënten met de ziekte van Huntington moeite hebben met het leren van bewegingspatronen.




Omdat ook de aanvullende motorische cortex geactiveerd wordt tijdens impliciet leren, kan het onderdeel zijn van een subcortical netwerk bekend als

cortical-subcortical motor loop = dit reguleert vrijwillige bewegingen.



Hier is gedemonstreerd dat er een duidelijk onderscheid is in hersensystemen die betrokken zijn bij impliciet en expliciet leren bij gezonde personen.



Dit heeft geleid tot de theorie van Irvy, de theorie van de sequential motor learning. Hij stelt dat er twee neurocognitieve systemen zijn voor het leren van reeksen. Een dorsaal systeem waarin het leren impliciet is en een ventraal systeem waarin leren zowel expliciet als impliciet kan zijn.


Dit heeft geleid tot de theorie van Irvy, de theorie van de sequential motor learning. Hij stelt dat

er twee neurocognitieve systemen zijn voor het leren van reeksen.



Een dorsaal systeem waarin het leren impliciet is en een ventraal systeem waarin leren zowel expliciet als impliciet kan zijn.