• Shuffle
    Toggle On
    Toggle Off
  • Alphabetize
    Toggle On
    Toggle Off
  • Front First
    Toggle On
    Toggle Off
  • Both Sides
    Toggle On
    Toggle Off
  • Read
    Toggle On
    Toggle Off
Reading...
Front

Card Range To Study

through

image

Play button

image

Play button

image

Progress

1/52

Click to flip

Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;

Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;

H to show hint;

A reads text to speech;

52 Cards in this Set

  • Front
  • Back
Persoonlijkheid
De verzameling van stabiele kenmerken die het gedrag, de gedachten en gevoelens van een individu bepalen.
Persoonlijkheidspsychologie
Studie van persoonlijkheidskenmerken.
Psychoanalyse
Zowel persoonlijkheidstheorie als vorm van persoonlijkheidstherapie.
Onbewuste
Het deel van de geest dat niet zonder meer toegankelijk is voor de mens. Hier zitten seksuele en agressieve driften die een biologische oorsprong hebben. (volgens de psychoanalytici)
Eros
Algemene levensdrift die ervoor zorgt dat we eten, drinken, liefhebben, vitaal zijn en presteren.
Thanatos
Doodsdrift, gericht op vernietiging of beschadiging.
Es
Volledig in het onbewuste; gericht op onmiddellijke bevrediging van behoeften.
Lustprincipe
Onmiddellijke voldoening van behoeften. gekoppeld aan het Es.
Ich
Om het Es te helpen aan de behoeften te voldoen.
Realiteitsprincipe
Zorgt ervoor dat de verlangens soms ingetoomd worden om later een bevrediging te kunnen krijgen. Onderhandelaar tussen realiteit, Es en Über-ich.
Über-ich
Houdt zich bezig met idealen (ich-ideaal) en onderscheid tussen goed en fout (het geweten).
Orale fase:
(eerste 18 maanden) passieve genieten. Fixatie veroorzaakt eetgedrag, roken, nagelbijten, overmatig praten.
Anale fase
(tussen 1 en 2 jaar) actieve en soms pijnlijke controle over het lichaam zoals zindelijkheidstraining. Twee types
anale persoonlijkheid; overdreven netjes of juist rebellerend.
Fallische fase
(rond 4 jaar) Masturbatie. Fixatie geeft oedipuscomplex (primitieve seksuele drang op de moeder gericht) of elektracomplex (penisnijd en daardoor het verlangen naar de moeder verwerpen en eerst liefde voor de vader ontwikkelen om zijn penis te 'delen').
Latentiefase
(6 jaar) Periode van relatieve psychoseksuele rust.
Genitale fase
(pubertijd) Verstrengeling van lust en affectie. Als alles goed gaat in staat om rol van volwassene op zich te nemen.
Droomanalyse
Symbolen uit een droom geven aanwijzingen over het onbewuste van de dromer.
Vrije associatie
Vrijuit zeggen wat in hun geest opkomt, zonder zich zorgen te maken over de relevantie van de herinneringen. Dit levert info op over de driften in het onbewuste.
Projectieve tests
Gestandaardiseerde technieken om projecties (onbedoeld toeschrijven van eigen overtuigingen, waarden en ander subjectieve processen aan andere personen of voorwerpen) te onderzoeken.
Rorschachtest
Projectieve test bestaande uit complexe, symetrische inktvlekken, sommige zwart-wit en andere gekleurd, waarbij de proefpersoon zegt wat hij of zij ziet en ook het antwoord motiveert.
Thematic Apperception Test (TAT)
verhalen vertellen bij reeks van ambigue platen.
Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de psychoanalyse, meer culturele en filosofische waarde.
Zelfactualisatie
Neiging van een organisme om zichzelf in stand te houden, zich te actualiseren en te verbeteren, om te groeien naar een volledige realisatie van de aangeboren capaciteiten.
Zelf
Stelt een persoon in staat om over zichzelf na te denken en zich een idee te vormen van wie hij of zij is (zelfbeeld).
Humanistische benadering
De veronderstelling dat mensen uit zichzelf steeds naar het goede streven.
Fenomenologische realiteit
De realiteit die door de persoon ervaren wordt.
Actuele zelf
Hoe de persoon zich zelf ziet.
Ideale zelf
Hoe de persoon zou willen zijn.
Positieve aanvaarding
Het verkrijgen van warmte, liefde, sympathie, verzorging, respect en aanvaarding van mensen die
belangrijk zijn in het leven.
Waarderingscondities
Regels over wat wel en wat niet gedaan kan worden om goedkeuring te verkrijgen.
Incongruentie
Kloof tussen het actuele zelf en het ideale zelf.
Kanttekeningen bij humanistische benadering:
1 Onderschatting van biologische bijdrage tot de persoonlijkheid.
2 Sluit beter aan bij individualistische cultuur dan groepscultuur, b.v. Chinese mensen bepalen hun zelfbeeld aan de hand van relaties die ze met andere mensen hebben terwijl Amerikanen zich focussen op individuele verwezenlijkingen.
Persoonlijke constructies
Het creëren voor onszelf van een subjectieve wereld via tegenstellingen, b.v. categoriseren van
mensen hoofdzakelijk via tegenstelling intelligent/dom, dan zal de manier waarop je naar iemand kijkt hierdoor bepaald worden.
Locus of Control
Mensen met interne locus of control geloven dat de beloning/straf die ze zullen krijgen afhankelijk is van hun gedrag en dus controleerbaar terwijl mensen met een externe locus of control geen verband zien tussen hun eigen gedrag en de
gevolgen die ze ondervinden.
Sociaal-cognitieve theorie
Constante, wederzijdse interacties tussen:
a omgeving,
b cognities en eigenschappen van de persoon en
c gedragingen van de persoon
Persoonlijkheidstypes
Mensen kunnen in een aantal categorieën verdeeld worden volgens een alles-of-niets principe, afhankelijk
van de vraag of ze bepaalde kenmerken wel of niet bezitten.
Impliciete persoonlijkheidstheorie
Een geheel van veronderstellingen over persoonlijkheden, die gebruikt
wordt om anderen te classificeren en te bepalen hoe men met hen zal omgaan. Baseert zich vooral op uiterlijk van een persoon. Het ene uiterlijk maakt een betere indruk dan het andere, daardoor gedragen mensen zich anders (b.v.
zwaardere mensen moeten bij alle nieuwe sociale contacten een eerste negatieve indruk overwinnen).
Myers-Briggs Type Indicator (MTBI)
gaat uit van 16 persoonlijkheidstypes gebaseerd op 4 dichotomieën:
3.1 extravert vs. Introvert,
3.2 denken vs. Voelen,
3.3 intuïtie vs. Waarnemen,
3.4 oordelen vs. Percipiëren.
Aan het eind van de test krijg je een lettercode die hiernaar verwijst, b.v. IDWP (introverte, denkende, waarnemende en
percipiërende type). Betrouwbaarheid met tussentijd van 5 weken is ca. 50% (dus de helft van de personen zou elke maand
veranderen van persoonlijkheidstype).
Persoonlijkheidstrek
Is een hypothetische, stabiele persoonseigenschap die het gedrag, de gedachten en de gevoelens van een persoon in uiteenlopende situaties beïnvloedt.
Centrale trekken
Basistrekken die volstaan om de persoonlijkheid van mensen adequaat weer te geven.
Sixteen Personality Factor Questionnaire (16PF)
Test met 16 bipolaire trekken (b.v. ontspannen vs. Gespannen) om een persoonlijkheid adequaat te beschrijven.
Eysenck Personality Questionnaire (EPQ)
Vragenlijst met 100 vragen, te beantwoorden met ja of nee.
Grote Vijf (Big Five)
5 centrale trekken; extraversie, altruïsme, consciëntieusheid, emotionele stabiliteit en openheid voor ervaringen.
Leugenschaal
Een schaal met items waarop eerlijke mensen toegeven dat ze ook wel eens iets negatiefs doen of negatieve eigenschappen hebben (b.v. Houd jij je altijd aan je gemaakte beloften? Eerlijke mensen zullen eerder nee antwoorden.).
Objectieve persoonlijkheidstest
Taak die variatie in de prestaties uitlokt waarvoor een objectieve score te berekenen valt en waarvan de score goed correleert met een persoonlijkheidsgerelateerd criterium.
Impliciete persoonlijkheidstests
Meet automatische niet-bewuste cognities van proefpersonen.
Impliciete associatietest (IAT)
Proefpersoon vervult een taak, die op het eerste gezicht niets te maken heeft met een
persoonlijkheidsbeoordeling, maar waarvan men weet dat de reactiesnelheid afhangt van de mate waarin een stimulus bi de
proefpersoon past.
Als-dan-relaties
Komen tot uiting in hun cognitieve, emotionele en gedragsmatige reacties op stimuli ('Als ik die persoon ontmoet,dan...').
Persoonlijkheidsstoornis
Duurzaam patroon (start vanaf vroege leeftijd) van innerlijke ervaringen en gedragingen die binnen de
cultuur van de betrokkene afwijken van de verwachtingen en daardoor interfereren met het functioneren van die persoon. Geen
mentale stoornis (kan wel samengaan). Onderzoek vooral binnen psychiatrie.
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV)
Beschreven persoonlijkheidsstoornissen, die
gegroepeerd zijn in 3 clusters:
a zonderlinge en excentrieke gedragingen,
b theatrale en emotionele gedragingen,
c angstig en bezorgd gedrag,
een restcategorie van niet classificeerbare persoonlijkheidsstoornissen
Antisociale persoonlijkheidsstoornis
A Diepgaand patroon van gebrek en achting voor en schending van rechten van anderen sinds het 15de jaar blijkend uit
tenminste 3 van de 7 kenmerken;
1 Niet conformeren aan maatschappelijke norm.
2 Oneerlijkheid.
3 Impulsiviteit of onvermogen vooruit te plannen.
4 Prikkelbaarheid of agressiviteit.
5 Roekeloze onverschilligheid t.a.v. eigen of andermans veiligheid.
6 Constante onverantwoordelijkheid.
7 Geen spijtgevoelens hebben.
B Huidige leeftijd tenminste 18 jaar.
C Aanwijzingen van een gedragsstoornis beginnend voor het 15de jaar.
D Antisociale gedrag komt niet uitsluitend voor tijdens episodes van schizofrenie of manie.
Psychopaten
agressief narcisme, emotioneel kleurenblind: wel begrijpen, maar niet voelen door laag reactiviteitgehalte in het
autonome zenuwstelsel, verminderd vermogen tot waarnemen van angst en schrik, waarschijnlijk door disfunctie van amygdala.
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Voldoen aan 5 of meer van de 9 criteria;
1 Krampachtig voorkomen in de steek gelaten te worden.
2 Instabiele en intense relaties met anderen; overmatig idealiseren en kleineren (zwart-wit denken; iemand is geweldig of
waardeloos).
3 Identiteitsstoornis; wisselend zelfbeeld of zelfgevoel.
4 Impulsiviteit met negatieve gevolgen voor zichzelf op tenminste 2 gebieden (geldverspilling, wisselende seksuele contacten,
middelengebruik, roekeloos rijgedrag, vreetbuien).
5 Terugkerende pogingen tot zelfdoding of zelfverwonding.
6 Sterk wisselende stemmingen als reactie op gebeurtenissen.
7 Chronisch gevoel van leegte.
8 Inadequate, intense woede of moeite boosheid te beheersen.
9 Voorbijgaande, aan stress gebonden paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve verschijnselen.