Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
12 Cards in this Set
- Front
- Back
Opsommend |
Ook,tevens,bovendien,daarnaast, vervolgens, verder, om te beginnen, ten eerste, ten slotte |
|
Tegenstellend |
Maar,echter,niettemin,toch, daar staat tegenover, desondanks, evenwel, nochtans, daarentegen, ondanks dat, ene kant, andere kant |
|
Chronologisch |
Eerst, dan, daarna, uiteindelijk, eens, toen, vroeger, nu, later, voordat, nadat |
|
Oorzakelijk |
Doordat,daardoor,als gevolg van, het gevolg is, het komt door, waardoor, zodat |
|
Toelichtendverge |
Zo,bijvoorbeeld, zoals, neem nou |
|
Voorwaardelijk |
Als,indien,wanneer,in het geval dat, tenzij, mits |
|
Vergelijkend |
Zoals, net..als, evenals,beter.. dan |
|
Redengevend |
Daarom, omdat, derhalve, dus, want, immers, dat blijkt uit, namelijk, aangezien, de reden gier voor is |
|
Doel-middel |
Om te, met de bedoeling, opdat, zodat, daarvoor, waarvoor, voor, door..te |
|
Toegevend |
Ook al, zij het, weliswaar, hoewel, ofschoon |
|
Samenvattend |
Kortom, samengevat, met andere woorden, al met al |
|
Concluderend |
Dus, daarom, dat houdt in, concluderend, ik kom tot de slotsom dat, kortom, al met al |