Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
82 Cards in this Set
- Front
- Back
Het oplopen van brandwonden is een traumatische gebeurtenis. Vooreerst is er sprake van een plotselinge gebeurtenis die soms zonder dat de patiënt dat aanvankelijk door heeft, gepaard gaat met een reële levensbedreiging.
Bovendien veroorzaken brandwonden per definitie |
lichamelijke schade met schending van de lichamelijke integriteit als gevolg.
Uitgebreide en ernstige brandwonden zijn levensbedreigend; het is pas sinds enkele decennia dat mensen met een verbrand lichaamsoppervlak van meer dan veertig procent een overlevingskans hebben. Momenteel is men in brandwondencentra in staat een gezonde volwassene met tachtig procent brandwonden te laten overleven. |
|
De grotere overlevingskans maakt dat, naast de medisch-lichamelijke aspecten van brandwonden, de kwaliteit van leven steeds |
belangrijker wordt.
Het toenemende inzicht in de lichamelijke en psychische gevolgen van het oplopen van brandwonden en het leven met een verminkt lichaam maakt dat hulpverleners beter kunnen inspelen op de behoeften van deze patiënten. |
|
17.1.2 Medische aspecten van brandwonden
Een brandwond is een beschadiging van de huid. Deze beschadiging kan zijn ontstaan door vuur, hete vloeistof, door contact met een heet voorwerp, elektriciteit, chemische stoffen of bevriezing.
De aangetaste huid is hierbij gedeeltelijk of geheel verworden tot dode materie ofwel |
necrose.
De ernst van een brandwond wordt bepaald door de diepte, locatie en uitgebreidheid, terwijl leeftijd en eventueel bijkomende ziekten/letsels van grote invloed zijn op de kans op genezing. |
|
De diepte van een brandwond wordt uitgedrukt in termen van een eerste graads-, tweedegraads- (oppervlakkig of diep) of een derdegraadsbrandwond.
Over de eerstegraads- (bijv. roodheid bij zonnebrand) en oppervlakkige tweede graadsverbrandingen maakt men zich in het algemeen niet zo veel zorgen, daar deze bij goede verzorging binnen drie weken spontaan zullen genezen.
Bij de diep tweedegraads- en diepere brandwonden zal door |
het ontbreken van de cellen die nieuwe huid aanmaken, geen spontaan herstel vanuit het wondgebied meer optreden en is chirurgische behandeling noodzakelijk. |
|
Ook de uitgebreidheid van de wond( en) is van belang.
Het oppervlak van een brandwond wordt weergegeven in het percentage |
Totaal Verbrand LichaamsOppervlak (TVLO).
|
|
Om een idee te geven, één procent TVLO komt ongeveer overeen met |
de oppervlakte van een hand.
|
|
De overlevingskans wordt voor een groot deel bepaald door |
het TVLO en de leeftijd van de patiënt. Jonge kinderen en oude mensen lopen, gobaal genomen, de hoogste risico's.
Als bij een volwassene de som van de leeftijd in jaren en het percentage verbrand lichaamsoppervlak honderd bedraagt, is de sterftekans ongeveer vijftig procent. Daarboven stijgt de kans op overlijden sterk.
De prognose wordt ongunstig beïnvloed door reeds bestaande af wijkingen of bijkomende letsels, waaronder het inhalatietrauma (het inademen van hete lucht en/of chemische stoffen). |
|
Brandwondenzorg is een hoog specialistische zorg die door een kleine groep deskundigen wordt uitgevoerd in een brandwondencentrum. Het centrum is een hoog gespecialiseerde, geïsoleerde intensive care-afdeling die binnen een ziekenhuis, praktisch gezien, opeert als een |
klein zelfstandig categoraal ziekenhuis.
Het heeft specifieke technische faciliteiten zoals een eigen luchtcirculatiesysteem en een eigen operatiekamer, zodat de patiënten beschermd worden tegen infecties. |
|
Daarnaast heeft het een vast multidisciplinair team van gespecialiseerde behandelaars en intensive care-verpleegkundigen.
In het centrum werken een |
traumatoloog, intensivist, plastisch chirurg, klinisch psycholoog, medisch microbioloog, hygiënisten, diëtiste, fysiotherapeut, ergotherapeut en speltherapeut nauw samen met gespecialiseerde verpleegkundigen.
Waar nodig, wordt dit team nog aangevuld met een internist, longarts, psychiater, kinderarts of maatschappelijk werker. Vanaf de oprichting van brandwondencentra (na de Tweede Wereldoorlog) is er - gezien de specifieke problematiek van de patiënt met brandwonden - zeer bewust gestreefd naar het integreren van de medische en psychosociale zorg. |
|
17.3 De primaire taken van de brandwondencentra
Brandwondencentra hebben als primaire taak de medische verzorging van de persoon met brandwonden. Theoretisch kan de hospitalisatieperiode worden onderverdeeld in
|
|
|
de kritieke fase
|
de patiënt zo snel mogelijk naar een gespecialiseerd centrum wordt gebracht. waar direct begonnen wordt met het behandelen van de fysiologische shock waar in de patiënt terecht is gekomen. Het infuusbeleid, het aanbrengen van ontlastende incisies, het al dan niet intuberen voor beademing , enzovoort staan centraal. De eerste 48 uur vormen de meest kritieke periode. |
|
de acute herstelfase.
|
elkaar opvolgende, wekelijkse operaties voor huidtransplantaties, die worden afgewisseld met uitgebreide, vaak pijnlijke, dagelijkse wondverzorgingen en fysiotherapiesessies. De revalidatie wordt uitgebreid naarmate het wondgenezingsproces voortgaat. |
|
Bij ontslag gaan de meeste patiënten rechtstreeks naar huis. Patiënten die echter nog ernstige belemmeringen in de motoriek hebben, moeten aansluitend soms nog maandenlang naar een revalidatiecentrum of verpleeghuis voor ze naar huis kunnen terugkeren.
|
gesloten follow-up voor poliklinische controles. Voor volwassenen is een duur van minimaal één of twee jaar zeer ge woon, terwijl voor de kleine kinderen geldt dat ze zolang ze in de groei zijn, onder controle moeten blijven, omdat de getransplanteerde huid niet mee groeit. |
|
Functiebeperkingen die ontstaan door groei of contracties (door de krimp bij de uitrijping van de transplantaten) maken dat de patiënt vaak weer moet worden opgenomen voor reconstructieve operaties .
Bij een jong kind met uitgebreide brandwonden op bijvoorbeeld vierjarige leeftijd kan dit betekenen dat
|
het jaar in jaar uit moet worden opgenomen voor reconstructies omdat zijn 'jasje' niet mee groeit.
|
|
17.4 De patiënten en hun specifieke psychische problematiek de hulpvraag
17.4.1 Populatie/ premorbide problemen
|
|
|
• D
|
• Delirium |
|
Delirium
|
verstoringen in het denken en de waarneming:
denkbeeldige dingen worden voor werkelijk aangezien. Een delirium treedt regelmatig op na een periode van beademing, bij mensen met middelenverslaving of oudere mensen. |
|
Acute stress-syndroom en posttraumatische stress-symptomen
Bij het oplopen van brandwonden zal het vaak zo zijn dat de persoon in kwestie is blootgesteld aan een traumatische ervaring, waarbij de volgende criteria uit de DSM-IV zonder meer van toepassing zijn:
• Betrokkene heeft o |
• Betrokkene heeft ondervonden, is getuige geweest van of werd geconfronteerd met een of meer gebeurtenissen die een feitelijke of dreigende dood of een ernstige verwonding met zich meebracht, of die een bedreiging vormde voor de fysieke integriteit van betrokkene of anderen. |
|
Een dergelijke traumatische ervaring kan leiden tot stressreacties, zoals een gevoel van verdoving , herbelevingen, symptomen van angst en prikkelbaarheid. In het brandwondencentrum komen deze symptomen bij veel patiënten voor.
Onderzoek van Bauer et al. (1998) wijst uit dat tot twintig tot veertig procent van de op genomen patiënten in brandwondencentra een ……….. ontwikkelt.
|
posttraumatische stress-stoornis (PTSS) ontwikkelt.
|
|
Angst
Naast persisterende angsten samenhangend met het doorgemaakte trauma, is er bij patiënten met brandwonden vaak sprake van
|
heftige anticipatieangst voor de dagelijkse verbandwisselingen en frequente operaties.
Angst en onzekerheid zijn de gevoelens die de patiënt met brandwonden vanaf het begin van de opname tot en met de revalidatie beheersen. Ze komen terecht in een totaal vreemde, geïsoleerde omgeving met vreemde procedures, merkwaardig geklede en onherkenbare mensen. De eerste dagen merken ze bovendien alleen maar dat ze zieker wordt. Onzekerheid over het genezingsproces en de mogelijk blijvende littekens en verminking geven voortdurend voeding aan die angst.
|
|
De patiënt worstelt met vragen als:
zal ik 't overleven; zal ik mijn handen ooit weer kunnen gebruiken; zal ik mijn werk weer kunnen doen, hoe zal ik er straks uitzien met al die littekens en hoe zullen anderen (mijn partner, kinderen, vrienden, collega's) op me gaan reageren?
|
bij deze onzekerheden met daarbij de onvoorspelbare pijn en duur van een soms langdurige geïsoleerde opname, de stress en angst in veel gevallen zo hoog oplopen, dat het leidt tot aanpassingsproblemen. |
|
Aanpassingsproblemen
Het is niet verwonderlijk dat de patiënt met brandwonden steeds meer |
gaat opzien tegen de dagelijkse (pijnlijke) wondverzorging, zich al gespannen gaat voelen bij de gedachte eraan en dat als gevolg hiervan de wondverzorging daadwerkelijk pijnlijker en moeizamer verloopt.
Het is de taak van het behandelteam om alert te blijven dat er geen vicieuze cirkel ontstaat waar de patiënt niet meer uit kan komen. |
|
Pijn
Achtergrondpijn is |
de pijn van de wonden die patiënten gedurende de hele dag hebben, ongeacht hun bezigheden.
|
|
Procedurele pijn is de acute pijn die wordt veroorzaakt bij |
het manipuleren van de wonden, zoals bij de verbandwisseling en schoonmaken van de wonden.
|
|
Het steeds meer opzien tegen de verbandwisseling en het schoonmaken van de wonden wordt in de brandwondenzorg benoemd als anticipatieangst: |
angst voor pijn bij komende verwachte pijnlijke procedures (fysiotherapie, verbandwisselingen, wondverzorgingen en medische ingrepen) en het bezorgd zijn over de toekomstige genezing .
Het verband tussen het oppervlak en diepte van de brandwond en pijnklachten , is niet eenduidig. Het blijkt dat patiënten met PTSS-symptomen, meer pijn aangeven dan patiënten zonder deze symptomen (Patterson, 1995; Taal & Faber, 1998). Overigens kan ook een genezen brandwond pijnklachten blijven geven. |
|
Slaapproblemen
|
de ernst van de brandwonden.
Patiënten met een groter TVLO hebben meer slaapproblemen. Dit blijkt vooral het gevolg van krachtverlies, reactie van de littekens op temperatuurschommelingen en jeuk. Hiermee wordt de interactie tussen lichamelijke en psychische klachten onder streept. |
|
17.4.3 Problemen op langere termijn
-P |
-Posttraumatische stress en aanpassingsproblemen |
|
Posttraumatische stress en aanpassingsproblemen
Naast PTSS en aanpassingsstoornissen, komt dit vooral tot uiting in
|
(sociale) fobieën, relatiestoornissen, somatoforme stoornissen en depressies in engere zin.
Dat de problemen zich niet beperken tot de acute en revalidatiefase wordt duidelijk uit follow-up onderzoek . Eén jaar na het ongeval heeft twintig tot dertig procent van de populatie nog PTSS-symptomen (Bauer et al., 1998; Ehde et al., 2000). |
|
Uit een multicenter longitudinaal onderzoek in Nederland en België bleek een aantal factoren sterk samen te hangen met posttraumatische stress-symptomen.
Een belangrijke voorspeller voor PTSS is |
de peri-traumatische angst die werd ervaren tijdens het ongeval en anticipatieangst voor pijn.
Beide maten van angst, die bovendien ook sterk gecorreleerd waren, geven een verhoogde kans op posttraumatische stressproblemen. |
|
Er was ook een aantal objectieve kenmerken dat samenhing met deze klachten.
|
|
|
Nasleep
In dergelijke gevallen wordt de toedracht onderzocht en de vraag die al snel een rol speelt is 'wie krijgt de schuld?'.
Bij reeds gespannen arbeidsverhoudingen kan dit bij de patiënt
|
veel stress veroorzaken. Als de werknemer zich in de steek gelaten voelt door de werkgever, kan het vertrouwen dusdanig zijn beschadigd dat terugkeer naar de werkplek onmogelijk is geworden en de patiënt met extra problemen geconfronteerd wordt. |
|
Lichaamsbeeld en sociale problemen
|
de lichamelijke schoonheid.
In de klinische fase zijn er de uitgebreide wonden die in loop van de tijd worden gedicht en zullen overgaan in littekens. |
|
Littekens die ontstaan na brandwonden zijn vaak hypertrofisch.
Een hypertrofisch litteken is |
rood, verdikt, hard en ruw. De littekens veranderen voortdurend van aspect en zullen pas na één tot twee jaar zijn uitgerijpt.
Dit betekent dat het eerste jaar na de verbranding een tijd is waarin veel lichamelijke veranderingen plaatsvinden, waarin de |
|
Belangrijke aspecten die van invloed zijn op het lichaamsbeeld van de brandwondenpatiënt zijn:
|
|
|
De patiënt heeft vaak veel tijd nodig om deze lichaamsveranderingen een plaats te kunnen geven in zijn leven {Faber et al., 1987).
In tegenstelling tot iemand met aangeboren misvormingen is de brandwondenpatiënt pre morbide meestal een fysiek gezond mens met een normaal lichaamsbeeld en zelfvertrouwen, wat abrupt verandert door het ongeval. De transformatie van een onopvallend uiterlijk naar een uiterlijk dat als afstotend ervaren wordt, gebeurt |
eensklaps.
De psychologische aanpassing die daarop nodig is, volgt niet zo snel. |
|
Na een periode met het aftasten van zijn (on-)mogelijkheden, het zoeken van mensen die hem de nodige steun kunnen bieden en het niet terugdeinzen voor vaak harde confrontaties, volgt een periode waarin de patiënt langzaam maar zeker de veranderingen in zijn leven inpast.
Met het aangepaste zelfbeeld en lichaamsbeeld en het nieuwverworven zelfvertrouwen moet hij verder leven en het hoofd bieden aan de altijd aanhoudende negatieve reacties van de buitenwereld.
Met onder kleding te verbergen littekens is dit vaak |
nog een moeilijker opgave dan met zichtbare verminkingen.
Mensen met een gezichtsmisvorming zijn zich bewust van hun gezicht en de reacties die de misvormingen oproepen. Zij hebben geen keus en moeten wel continu blijven werken aan het instandhouden van een gevoel van zelfvertrouwen zonder terug te kunnen vallen op schoonheid (Bernstein, 1990).
Of anders gezegd: opvallen is niet voor iedereen een keuze. |
|
Uit onderzoek blijkt dan ook dat brandwonden vaak een negatieve invloed hebben op het lichaamsbeeld van de betrokkene;
gesuggereerd wordt dat ontevredenheid met het lichaamsbeeld effect heeft op |
de levenskwaliteit (Fauerbach et al., 2000).
De gevolgen van een negatief zelfbeeld laten zich vooral gelden op relationeel vlak. |
|
James Partrige, de oprichter van Changing Faces, een belangengroep voor mensen met zichtbare verminkingen, heeft zelf als jong volwassene zware brandwonden opgelopen.
Hij beschrijft dat de impact van brandwonden pas goed doordringt bij terugkeer naar huis (Partridge & Robinson , 1995).
-Enerzijds is er .. -Anderzijds verlaat …. |
-Enerzijds is er de opluchting om het ontslag uit het brandwondencentrum, een moment waar de meeste patiënten reikhalzend naar uitkijken.
-Anderzijds verlaat de patiënt een relatief veilige plaats waar medepatiënten en het behandelteam niet vreemd opkijken van ernstige brandwonden en littekens.
Thuis kunnen familieleden en vrienden echter ongemakkelijk reageren, vaak omdat ze verlegen zijn met de situatie. De praktijk leert dat mensen met littekens van brandwonden vaak heel wat weerstanden moeten overwinnen in de contacten met anderen. |
|
Daarbij komt dat, in de publieke sfeer, medemensen soms zeer kwetsend reageren bij het zien van verminkingen.
Partridge omschrijft deze reacties met het acroniem SCARED: |
Staring (staren, aangapen), Curiosity (nieuwsgierigheid), Anguish (angst), Recoil (terugdeinzen), Embarrassment (verlegenheid) en Dread (vrees).
Patiënten met brand wonden, die toch al zo bezig ziJn me hun veranderde lichaam, hebben het met deze reacties vaak erg moeilijk. Ze gaan zich er 'anders' door voelen en gedragen. |
|
In extreme gevallen kan dit zelfs leiden tot een social death omdat
|
ze zich volledig terugtrekken uit het sociale leven.
Ook in de intieme sfeer kan het tot problemen leiden. Hoewel aan de seksuele beleving van de brandwondenpatiënt relatief weinig aandacht is besteed in het wetenschappelijk onderzoek, is er sprake van een tendens die aangeeft dat ver minderde seksuele voldoening regelmatig voorkomt bij vrouwen. |
|
Kinderen en brandwonden
Voor kinderen met brandwonden geldt dat ze vaak zeer jong zijn als ze op een brandwondencentrum worden opgenomen. Hun reacties op het trauma en de opname uiten zich gedurende de opnameperiode voornamelijk in |
slaap-, eet- en gedragsproblemen . |
|
Zowel het regressieve, het superaangepaste ('identificatie met de agressor'), het in zichzelf gekeerde, als het extreem boze en agressieve gedrag komen voor.
Dat een kind zich in sterke mate onzeker en angstig voelt in de vreemde en als vijandig ervaren omgeving, zal niemand verwonderen.
Het verzet tegen de gedwongen afzondering , de dagelijkse pijnlijke verbandwisselingen, de spuitjes en het beperkte contact met de ouders is een |
natuurlijke en invoelbare reactie met een duidelijke psychologische impact.
Separatieangst, irreële gedachten en schuldgevoelens bij de ouders komen frequent voor. |
|
Problemen van verpleegkundigen
Verpleegkundigen op een brandwondencentrum hebben doorgaans een langdurig en intensief contact met de patiënten, waardoor hun betrokkenheid groot is. Dit geeft enerzijds veel voldoening , maar anderzijds |
kunnen verpleegkundigen zich hierdoor de problemen van de patiënten zeer gaan aantrekken.
Dit gevaar is vooral aanwezig in geval van patiënten die een poging tot zelfdoding hebben gedaan (tien tot vijftien procent!) en kinderen die door mishandeling brandwonden heb ben opgelopen.
De emotionele belasting voor verpleegkundigen is groot en het risico voor het oplopen van een 'secundair trauma' is reëel aanwezig . |
|
De emotionele belasting voor verpleegkundigen is groot en het risico voor het oplopen van een …… is reëel aanwezig . |
'secundair trauma' is reëel aanwezig . |
|
Een ander punt is dat verpleegkundigen in een brandwondencentrum worden geconfronteerd met een dubbele, schijnbaar paradoxale taak:
-enerzijds -anderzijds |
-enerzijds zorgen voor een zo comfortabel en plezierig mogelijk verblijf in het ziekenhuis,
-anderzijds zijn juist zij ook degenen die de patiënt dagelijks pijn moeten doen bij de wondverzorging.
Dit kan leiden tot gemengde gevoelens bij patiënten, maar zeker ook bij verpleegkundigen. Verpleegkundigen kunnen zich erg machteloos voelen als zij wanhopige patiënten moeten verzorgen. |
|
Nagy (1999) onderscheidt vier stresshanteringsstrategieën die verpleegkundigen toepassen als ze patiënten die veel pijn hebben, behandelen:
|
|
|
Ook een psycholoog is niet van steen...
Dit kan ook bij de therapeut resulteren in overweldigende gevoelens van angst. McCann en Pearlman (1990) hebben in dit kader de term …………….. geïntroduceerd.
|
vicariaus traumatizatian geïntroduceerd. |
|
vicariaus traumatizatian
|
klachten gaan vertonen, die gelijkenis vertonen met de PTSS-klachten van de patiënt.
Bijvoorbeeld nachtmerries, schrikachtigheid, intrusieve gedachten, vermijding, hyperarousal, geheugenverlies, herbeleving, derealisatie en allerlei psychosomatische klachten.
Daarnaast kan er sprake zijn van verstoringen in de cognitieve schema's van de therapeut; veranderingen in de kijk op de wereld, op anderen en zichzelf, overtuiging over zichzelf, en veranderde ideeën over za ken als veiligheid en intimiteit . Soms is er sprake van gevoelens van afstomping. |
|
Van Minnen et al. (1998) deden onderzoek naar dit fenomeen van vicariaus traumatizatian
Het onderzoek richtte zich op de negatieve, maar mogelijk ook positieve gevolgen van het werken met getraumatiseerde patiënten. Verder wilden ze weten wat de therapeuten zelf kunnen doen om negatieve gevolgen te voorkomen.
Suggesties die gedaan worden om zich hiertegen te wapenen zijn onder meer
|
het zich bewust zijn dat het kan gebeuren, grondige training in het werken met deze patiënten, er met collega's openlijk over praten tijdens super- en intervisiebijeenkomsten, te proberen de case-load evenwichtig over de werktijd te verdelen, en door rituelen en ontspanning. |
|
De verwijzing en doorverwijzing van de patiënten
Brandwondencentra zijn een tweedelijns-supraregionale zorgvoorziening, wat betekent dat |
zij patiënten opnemen die uit het hele land afkomstig kunnen zijn. |
|
Over het aantal mensen dat jaarlijks brandwonden oploopt, bestaan geen exacte gegevens, maar er bestaan wel globale schattingen van de aantallen patiënten die zich jaarlijks onder medische behandeling stellen als gevolg van brandwonden:
|
huisarts: 35.000 |
|
Zoals uit de cijfers is af te lezen, wordt slechts een kleine groep van alle patiënten met brandwonden opgenomen en behandeld in een van de drie Nederlandse brandwondencentra die zijn gevestigd in Groningen, Beverwijk en Rotterdam. Alleen de zeer ernstig verbrande patiënten en patiënten met een verhoogd risico worden in een brandwondencentrum opgenomen. Volgens internationale criteria behoren de volgende patiënten in een brandwondencentrum behandeld te worden:
|
|
|
De specifieke taken en werkzaamheden van de psycholoog in een brandwondencentrum De klinisch psycholoog in een brandwondencentrum is staflid binnen een multi disciplinair team dat gezamenlijk verantwoordelijk is voor de patiëntenzorg. Zijn taak is het best te omschrijven als bewaker van het psychologisch proces dat de patiënt met ernstige brandwonden en zijn familie gedurende de opname en revalidatieperiode ondergaan. Daarnaast heeft hij een specifieke verantwoording met betrekking tot het afdelingsklimaat.
Zijn werkzaamheden daarbij zijn te onderscheiden in:
• k • t |
informatieverstrekking aan patiënt en familie; diagnostiek;
|
|
Informatieverstrekking en voorlichting
Informatie wordt natuurlijk vooral verstrekt door de medici en verpleegkundigen. Het blijkt echter telkens weer dat deze informatie, hoe zorgvuldig ook verteld en hoe goed ondersteund door schriftelijk voorlichtingsmateriaal, in de stress van het trauma en de opname slecht overkomt en nauwelijks beklijft.
Het nog eens rustig,……... |
rustig, in niet-medische termen herhalen van deze informatie met uitleg over brandwonden in het algemeen en het te verwachten beloop, is geen luxe. |
|
Patiënt en familie dienen voorbereid te worden op de ingrijpende veranderingen die op zeer korte termijn kunnen ontstaan; dat niet alleen het uiterlijk in de eerste 24 uur dramatisch zal veranderen (bijv. het opzetten van het gelaat en het dicht gaan zitten van de ogen) maar ook dat de patiënt in het verloop van de behandeling eerst zieker en emotioneel labieler zal worden.
Goede informatie is van essentieel belang daar het precies weten wat er te wachten staat, zowel procedureel als ook wat men zal ervaren en voelen, een belangrijk element vormt voor |
het vertrouwen dat de patiënt en zijn familie in het team van behandelaars en verzorgers zal ontwikkelen. |
|
Het behoort tot de taak van de psycholoog om na te gaan of de informatie goed opgenomen en begrepen wordt.
Door hierin actief te participeren wordt er een belangrijke eerste stap gezet in |
het contact met de getraumatiseerde patiënt en zijn familie. Tevens leveren deze gesprekken vaak spontaan achter grondinformatie op, die in het beloop van de behandeling van groot belang is, bijvoorbeeld specifieke voor- en afkeuren van de patiënt en blootstelling aan eerdere ingrijpende levenservaringen.
Tevens is een aparte sessie voor de sociale anamnese na deze gesprekken overbodig omdat alle relevante informatie reeds verkregen is. Door de betrokkenen ruimte te bieden om hun verhaal te doen, is ongemerkt de begeleiding of behandeling begonnen. |
|
Informatieverstrekking en voorlichting Informatie diverse malen aanbieden is belangrijk gezien:
• Het behoort tot de taak van de psycholoog om na te g…... |
• Het behoort tot de taak van de psycholoog om na te gaan of de informatie goed opgenomen en begrepen wordt. |
|
Begeleiding
• Bij de begeleiding van een patiënt in het brandwondencentrum zijn de gesprekken vooral gericht op ... |
• Bij de begeleiding van een patiënt in het brandwondencentrum zijn de gesprekken vooral gericht op het ongeval dat hem is overkomen en het 'hier en nu'. Zijn grote behoefte om te vertellen wat hem allemaal is overkomen en dit (soms meermalen) in detail te bespreken, heeft voor de patiënt therapeutische waarde bij het verwerken van zijn trauma. Langzaamaan krijgt hij weer vat op wat hem zo plotseling is overkomen. |
|
• Bij de begeleiding van een patiënt in het brandwondencentrum zijn de gesprekken vooral gericht op |
het ongeval dat hem is overkomen en het 'hier en nu'. Zijn grote behoefte om te vertellen wat hem allemaal is overkomen en dit (soms meermalen) in detail te bespreken, heeft voor de patiënt therapeutische waarde bij het verwerken van zijn trauma. Langzaamaan krijgt hij weer vat op wat hem zo plotseling is overkomen. |
|
|
de situatie op de afdeling, dat vaak een grote aanpassing van de patiënt vereist. Hij is ineens extreem afhankelijk geworden en is beperkt in het kunnen verzorgen en regelen van zijn meest basale behoeften. In deze situatie wordt iemand sterk geconfronteerd met de kwetsbaarheid van het bestaan, met acute pijn, ongemak, onzekerheid en verlies. |
|
|
de draaglast en het draagvermogen van de patiënt. Daar waar het evenwicht verstoord raakt, is het nodig ondersteuning te bieden en de voor hem meest geëigende coping-strategieën aan te reiken. |
|
|
oplevende oude trauma's, zijn angsten, zijn pijnbelevingen en zijn onmachtgevoelens in de onzekere situatie, helpen de patiënt om het hoofd boven water te houden. |
|
|
de persoonlijke aandacht maar al te gemakkelijk naar de achtergrond.
Door juist begrip te hebben voor dat wat hij in psychologisch opzicht doormaakt en daarbij ruimte gevend aan zijn kwetsbare kanten, ontwikkelt de patiënt weer wat zelfvertrouwen. |
|
Door expliciet te zeggen dat hij het niet zo gek doet, wordt hij gesterkt in zijn motivatie om door te vechten.
Zo ontstaat er vaak een speciale vertrouwensrelatie tussen de psycholoog en de patiënt en is deze |
eerder bereid meer te laten zien van zijn steeds weer opduikende onzekerheden, of het nu gaat om de zoveelste operatie of zorgen over thuis, het werk of hoe alles nu verder moet.
Ook stoom afblazen over, of het kritiek uiten op zijn behandeling behoren tot de zaken die de patiënt praktisch alleen in een vertrouwde relatie met de psycholoog durft of wenst te ventileren. Door hem structuur en hoop te bieden, hem te helpen zo snel mogelijk weer ze verantwoordelijkheid te nemen voor onderdelen van de behandeling en door hem te helpen bij het stellen van kortetermijn- en haalbare doelen, krijgt hij weer grip op zijn leven. |
|
De rouw om het verlies (littekens , sociale aantrekkelijkheid en/ of functiebeperkingen) komt vaak pas |
tegen de tijd van het naderend ontslag uit het brandwondencentrum op gang.
De behandeling hiervan vindt dan ook meestal plaats in het nazorgtraject. |
|
Naast begrip, kennis van zaken en inzicht in traumaverwerking, is een aantal specifieke vaardigheden van belang voor de klinisch psycholoog die werkt met patiënten met brandwonden:
• O |
• Ontspanningsoefeningen en eventueel hypnose,
Tijdens de opname wordt reeds begonnen met de weg terug naar school. Leerkrachten en medeleerlingen worden door videobeelden van het slachtoffertje en voorlichting voorbereid op zijn terugkomst. De begeleiding van de ouders behoort in de mees te gevallen weer tot de taken van de klinisch psycholoog . |
|
17.6.3 Teamwork
Teamwork betekent voor de klinisch psycholoog: |
|
|
Behalve in de directe patiëntenzorg heeft de psycholoog ook teambegeleiding als taak. Zoals eerder beschreven, ondervinden verpleegkundigen in een brandwondencentrum vaak moeilijkheden ten gevolge van het soort patiënten en de behandelingen die ze moeten geven. De verzorging en behandeling zijn voor hen om verschillende redenen stressvol:
|
-Allereerst werkt men op een gesloten IC-afdeling die strikt geïsoleerd is van de rest van het ziekenhuis. Hierdoor kunnen makkelijk allerlei groepsprocessen ontstaan, die voor het individu belastend kunnen zijn.
-Daarbij komt dat het verzorgen van patiënten met brandwonden een aversieve vorm van verzorging is. De patiënten 'ruiken', het is zwaar werken bij vaak tropische temperaturen, bij de wondverzorgingen ontkomt men er niet aan de patiënt pijn te doen, de patiënten worden nooit meer echt de oude en hebben vaak een traject van jaren nodig voor ze zich weer enigszins vrij en zelfstandig kunnen redden. Dit roept niet zelden ethische vragen op ten aanzien van zin en onzin van een behandeling.
-Ook komt het vaak voor dat deze veelal jonge vrouwen die zelf jonge kinderen hebben of wensen, zich gemakkelijk gaan identificeren met de slachtoffers, vooral als het gaat om kleine kinderen. |
|
Kortom, een reeks van factoren kan leiden tot onlust en onvrede, die maken dat het moeilijk is verpleegkundigen vast te houden en gemotiveerd te houden.
Het behoort tot de taak van de psycholoog om |
vanuit zijn discipline in de staf mee te sturen naar een optimaal afdelingsklimaat.
Wekelijkse groepscounseling over de emotionele roerselen die hun werk oproept en extra debriefing-bijeenkomsten bij het verliezen van een patiënt, zijn geen over daad.
|
|
|
opleiding, voorlichting en research.
Geen van de drie Nederlandse brandwondencentra is verbonden aan een academisch ziekenhuis. Dit betekent dat voorlichting, onderzoek en ontwikkeling op dit terrein in Nederland geïnitieerd en uitgevoerd moet worden vanuit de centra zelf.
|
|
De belangrijkste vaardigheden van de psycholoog in een brandwondencentrum Naast de algemene en specifieke kennis van psychodiagnostiek (in het bijzonder PTSS en verwerkingsproblematiek) en kennis van een breed scala van behandel methoden, zijn van belang:
|
|
|
Trends en nieuwe ontwikkelingen Nazorg
Nazorg door middel van:
|
|
|
Uit praktijk en onderzoek blijkt dat de gevolgen van het oplopen van brandwonden complex en langdurig zijn en niet ophouden bij ontslag (Faber & Hoogeveen, 1984). Gilboa et al. (1994) omschrijven het dan ook als een …….. syndrome. |
een continuous traumatic stress syndrome. |
|
Na het traumatiserende ongeval en de een pijnlijke behandeling volgt de sociale en maatschappelijke reïntegratie.
De nasleep van het trauma met zijn fysieke consequenties, een lichaam dat mogelijk functioneel beperkt is (handicaps) en zeker esthetisch geschonden is (littekens), kan |
zeer langdurig zijn. |
|
medische als psychologische nazorg
|
gesloten follow-up voor volwassenen en kinderen, die voor kinderen jaren kan beslaan, terwijl een ander centrum zich beperkt tot een hoofdzakelijk medische controle en in geval van psychische problemen verwijst naar bestaande instellingen. |
|
Op dit moment bestaat er buiten de centra geen specifieke psychosociale nazorg voor patiënten met brandwonden en blijven psychosociale problemen vaak onderbelicht.
Dit leidt tot |
ontevredenheid over de actuele nazorg. Uit onderzoek van Van Loey et al. (2001) over het nazorggedrag van Nederlandse brandwonden patiënten blijkt dat 92% een arts consulteert, de huisarts of de specialist; 57% consulteert beiden.
Een kwart is ontevreden over de ontvangen nazorg. Wanneer wordt gevraagd of zij gebruik zouden maken van multidisciplinaire nazorg, antwoordt 68% bevestigend. |
|
Hun motivatie hiervoor is de aandacht die ze wensen voor psychische problemen.
Psychosociale problemen blijken voor hen een ernstige bron van stress te vormen.
Indirect kunnen we uit deze bevindingen afleiden dat de ontevredenheid van de brandwondenpatiënt waarschijnlijk het gevolg is van |
de onvoldoende aandacht voor psychische problematiek.
Mede door de relatieflage incidentie van brandwonden zijn de psychosociale consequenties voor de patiënt met brandwonden buiten de brandwondencentra vaak weinig bekend. De NBS wil samen met de drie Nederlandse brandwondencentra daarin verandering brengen en heeft zich het verbeteren van de psychosociale nazorg ten doel gesteld. |
|
Netwerk formeren van psychologen psychologen die geschoold zijn in de specifieke problemen die samenhangen met brandwonden.
Het accent zal hierbij liggen op de |
|
|
sociale vaardigheidstraining/ behavioral rehearsal
|
sociale vaardigheden ( behavioral rehearsal ) om adequater te leren reageren op reacties van anderen.
Hierbij wordt gebruikgemaakt van cognitieve technieken om het zelfbeeld positief te beïnvloeden en van psychomotore technieken om het lichaamsbeeld te wijzigen. |
|
Zelfhulpboeken
|
hen te leren om op een adequate wijze met hun omgeving om te gaan. Deze zullen ook toegankelijk worden gemaakt voor allochtonen.
De Vereniging voor Brandwond Patiënten (VBP) beschikt over een landelijk netwerk van contactpersonen en organiseert regelmatig bijeenkomsten voor lotgenotencontact. |
|
Behandeling
virtual reality Een zeer nieuwe ontwikkeling is de vooralsnog experimentele toepassing van virtual reality als methode van pijnbestrijding bij het wisselen van verband of tijdens fysiotherapie.
De eerste resultaten van de toepassing van deze techniek bij kinderen en adolescenten zijn |
zeer positief (zie Hoffman et al., 2001). Met behulp van deze techniek (bijv. door een programma aan te bieden waarbij men in een mooi landschap door de sneeuw loopt) blijkt men een aanzienlijke reductie in de ervaren pijn te kunnen bewerkstelligen. Verder onderzoek is nog nodig om het effect te maximaliseren en om vast te stellen welk soort patiënten bij uitstek geschikt zijn voor een dergelijke interventie en welke minder, maar het heeft er alle schijn van dat deze methode op termijn in de kliniek geïntroduceerd zal gaan worden. |
|
Behandeling
virtual reality als middel tegen |
pijnbestrijding. Bijvoorbeeld lopen in de fictieve sneeuw. De onderzoeksresultaten zijn veelbelovend. |