Use LEFT and RIGHT arrow keys to navigate between flashcards;
Use UP and DOWN arrow keys to flip the card;
H to show hint;
A reads text to speech;
41 Cards in this Set
- Front
- Back
Aandacht is een cruciaal concept in de menselijke informatieverwerking:
het is het proces dat |
relevant informatie scheidt van niet-relevante informatie.
Controle is de essentie van executief functioneren. Executieve functies zijn die hersenfuncties die nodig zijn voor het kunnen plannen, initiëren en reguleren van doelgericht taakgedrag in complexe, ongestructureerde situaties. |
|
Controle is de essentie van executief functioneren.
Executieve functies zijn |
die hersenfuncties die nodig zijn voor het kunnen plannen, initiëren en reguleren van doelgericht taakgedrag in complexe, ongestructureerde situaties. |
|
Selectiviteit van aandacht
c v b r
|
-het coderen van de informatie, -de vergelijking ervan met informatie uit het geheugen, -beslissen, -responsselectie en responsuitvoering.
Omdat de capaciteit van het menselijke informatieverwerkingssysteem te beperkt is om alle beschikbare informatie te verwerken binnen bepaalde tijdsmarges, is selectie van relevante informatie noodzakelijk. Daardoor is aandacht ook nauw verbonden met snelheid van informatieverwerking. |
|
Omdat de capaciteit van het menselijke informatieverwerkingssysteem te beperkt is om alle beschikbare informatie te verwerken binnen bepaalde tijdsmarges, is |
selectie van relevante informatie noodzakelijk.
Daardoor is aandacht ook nauw verbonden met snelheid van informatieverwerking. |
|
Aandachtscapaciteit verwijst naar |
de hoeveelheid informatie of mentale processen waaraan iemand aandacht kan besteden binnen een gegeven tijdsperiode.
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen het passief getrokken worden van de aandacht (bottom-up controle) en het actief, intentioneel richten van de aandacht (top-down controle).
In het geval van bottom-up controle wordt de aandacht automatisch en onwillekeurig getrokken door een stimulus.
Bij top-down controle wordt de aandacht selectief en vrijwillig gericht en wordt dus de selectiviteit bepaald door de persoon. |
|
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen |
het passief getrokken worden van de aandacht (bottom-up controle) en het actief, intentioneel richten van de aandacht (top-down controle).
In het geval van bottom-up controle wordt de aandacht automatisch en onwillekeurig getrokken door een stimulus.
Bij top-down controle wordt de aandacht selectief en vrijwillig gericht en wordt dus de selectiviteit bepaald door de persoon. |
|
In het geval van bottom-up controle wordt |
de aandacht automatisch en onwillekeurig getrokken door een stimulus.
Bij top-down controle wordt de aandacht selectief en vrijwillig gericht en wordt dus de selectiviteit bepaald door de persoon. |
|
Bij top-down controle wordt |
de aandacht selectief en vrijwillig gericht en wordt dus de selectiviteit bepaald door de persoon. |
|
Een veel gestelde vraag is in welk stadium van het informatieverwerkingsproces dergelijke selectie plaatsvindt. Volgens Broadbent (1958) doet deze bottleneck zich al in een vroeg stadium voor.
Hij veronderstelde het bestaan van
|
een filter dat relevante informatie selecteert op basis van globale fysieke kenmerken, zoals kleur, plaats of toonhoogte.
Volgens deze theorie zou informatie dus parallel verwerkt worden tot het moment van selectie, waarna irrelevante informatie van verdere verwerking uitgesloten wordt.
Broadbent stelde zijn theorie later bij door een verzwakkingsfilter in plaats van een alles-of-niets filter te postuleren, en door een tweede, later selectiemechanisme te introduceren, volgens welke selectie plaatsvindt op basis van een combinatie van verschillende stimuluskenmerken. Dit proces noemde hij pigeonholing. |
|
Volgens deze theorie zou informatie dus parallel verwerkt worden tot het moment van selectie, waarna irrelevante informatie van verdere verwerking uitgesloten wordt.
Broadbent stelde zijn theorie later bij door |
een verzwakkingsfilter in plaats van een alles-of-niets filter te postuleren, en door een tweede, later selectiemechanisme te introduceren, volgens welke selectie plaatsvindt op basis van een combinatie van verschillende stimuluskenmerken.
Dit proces noemde hij pigeonholing. |
|
Gerichte aandacht
|
de aandacht volledig gericht moet worden op een bron van stimulatie, een nauw omschreven categorie van stimuli, of een bepaald aspect van een voorwerp waarbij andere informatie wordt uitgesloten.
Een bekend voorbeeld hiervan is de Stroop- test: hierbij moet een dwingende responsneiging op grond van een sterk geautomatiseerde aardigheid onderdrukt worden om de veel minder geautomatiseerde respons mogelijk te maken. |
|
Een bekend voorbeeld hiervan is |
de Stroop- test: hierbij moet een dwingende responsneiging op grond van een sterk geautomatiseerde aardigheid onderdrukt worden om de veel minder geautomatiseerde respons mogelijk te maken. |
|
Verdeelde aandacht
Er is overtuigend bewijs dat multitasking – gelijktijdige, parallelle uitvoering van taken –
|
niet bestaat en dat in verdeelde- aandachtcondities de aandacht zeer snel verlegd wordt van de ene taak naar de andere. |
|
|
de theorie van Shiffrin en Scheneider (1977).
Zij maken een onderscheid tussen twee kwalitatief verschillende informatieverwerkingsprocessen, namelijk gecontroleerde en automatische informatieverwerking. Automatische processen verlopen snel, worden niet gehinderd door capaciteitsbeperkingen en vragen geen bewuste aandacht.
Dankzij deze automatische informatieverwerking kunnen meerdere taken parallel worden uitgevoerd zonder dat er interferentie optreedt. Automatisering ontstaat na veel herhaling en training. |
|
Zij maken een onderscheid tussen twee kwalitatief verschillende informatieverwerkingsprocessen, namelijk |
gecontroleerde en automatische informatieverwerking.
Automatische processen verlopen snel, worden niet gehinderd door capaciteitsbeperkingen en vragen geen bewuste aandacht.
Dankzij deze automatische informatieverwerking kunnen meerdere taken parallel worden uitgevoerd zonder dat er interferentie optreedt. Automatisering ontstaat na veel herhaling en training. |
|
Taken waarin men (nog) geen routine heeft, vergen wel nadrukkelijk aandachtscapaciteit.
Deze gecontroleerde informatieverwerking verloopt traag, vergt bewuste aandacht en inspanning, en is beperkt in capaciteit. De processen verlopen daarom serieel; |
er kan slechts een taak tegelijk worden uitgevoerd.
Gecontroleerde informatieverwerking doet sterk beroep op executieve functies. |
|
Gecontroleerde informatieverwerking doet sterk beroep op |
executieve functies. |
|
Intensiteit van aandacht
Alertheid
Alertheid is |
de ontvankelijkheid van het centrale zenuwstelsel voor stimulatie en naar fluctuaties hierin.
Fasische fluctuaties in de alertheid zijn kortetermijnveranderingen die grotendeels door de situatie of door de taakeisen bepaald worden. Denk bijv. Aan de schrikreactie die ontstaat na een alarmsignaal of aan het bewust meer aandacht schenken aan een taak die complexer wordt.
Tonische fluctuaties vinden daarentegen plaats over langere periodes en zijn meer vanuit het organisme bepaald in plaats van door de situatie. Men heeft deze ook niet altijd zelf in de hand en ze kunnen interfereren met de taakuitvoering. |
|
Fasische fluctuaties…. Tonische fluctuaties….. |
Fasische fluctuaties in de alertheid zijn kortetermijnveranderingen die grotendeels door de situatie of door de taakeisen bepaald worden. Denk bijv. Aan de schrikreactie die ontstaat na een alarmsignaal of aan het bewust meer aandacht schenken aan een taak die complexer wordt.
Tonische fluctuaties vinden daarentegen plaats over langere periodes en zijn meer vanuit het organisme bepaald in plaats van door de situatie. Men heeft deze ook niet altijd zelf in de hand en ze kunnen interfereren met de taakuitvoering. |
|
Fasische fluctuaties in de alertheid zijn |
kortetermijnveranderingen die grotendeels door de situatie of door de taakeisen bepaald worden. Denk bijv. Aan de schrikreactie die ontstaat na een alarmsignaal of aan het bewust meer aandacht schenken aan een taak die complexer wordt.
Tonische fluctuaties vinden daarentegen plaats over langere periodes en zijn meer vanuit het organisme bepaald in plaats van door de situatie. Men heeft deze ook niet altijd zelf in de hand en ze kunnen interfereren met de taakuitvoering. |
|
Tonische fluctuaties vinden daarentegen plaats over |
langere periodes en zijn meer vanuit het organisme bepaald in plaats van door de situatie.
Men heeft deze ook niet altijd zelf in de hand en ze kunnen interfereren met de taakuitvoering. |
|
Volgehouden aandacht
|
het vermogen om langdurig de aandacht vast te houden voor een taakverrichting. Dit kan zowel het langdurige richten als verdelen van de aandacht betreffen.
|
|
|
zogenaamde vigilantietaken.
Hierbij gaat het om onderzoek naar de alertheid tijdens langdurige, zeer monotone taken, met een laagfrequent optreden van relevante prikkels. |
|
Posner en Petersen onderscheiden drie functionele aandachtsnetwerken, waarin zowel corticale als subcorticale gebieden participeren:
|
|
|
|
alertheid),
|
|
|
het richten van de visuo-spatië le aandacht)
|
|
|
het actief en selectief detecteren van informatie). |
|
Het vigilantienetwerk is verantwoordelijk voor het |
alert reageren in situaties die om waakzaamheid vragen en voor het in stand houden van deze alerte toestand zolang dat nodig is.
Het vigilantienetwerk omvat de hersenstam, de locus ceruleus, de intralaminaire thalamuskernen en de rechterhemisfeer, met namen de rechtslaterale frontaalkwab.
Het posterieure netwerk is betrokken bij de visueel-ruimtelijke aandacht, met als belangrijkste hersengebieden de posterieure parietale cortex, de pulvinar en de colliculus superior.
Het anterieure aandachtsnetwerk omvat het voorste deel van het cingulum en de supplementaire motorcortex. Het anterieure aandachtsnetwerk wordt verondersteld executieve sturing te geven aan vrijwillig gedrag en denkprocessen, en is daarom in feite een beschrijving van de executieve functies. |
|
Het vigilantienetwerk omvat |
de hersenstam, de locus ceruleus, de intralaminaire thalamuskernen en de rechterhemisfeer, met namen de rechtslaterale frontaalkwab.
Het posterieure netwerk is betrokken bij de visueel-ruimtelijke aandacht, met als belangrijkste hersengebieden de posterieure parietale cortex, de pulvinar en de colliculus superior.
Het anterieure aandachtsnetwerk omvat het voorste deel van het cingulum en de supplementaire motorcortex. Het anterieure aandachtsnetwerk wordt verondersteld executieve sturing te geven aan vrijwillig gedrag en denkprocessen, en is daarom in feite een beschrijving van de executieve functies. |
|
Het posterieure netwerk is betrokken bij |
de visueel-ruimtelijke aandacht, met als belangrijkste hersengebieden de posterieure parietale cortex, de pulvinar en de colliculus superior.
Het anterieure aandachtsnetwerk omvat het voorste deel van het cingulum en de supplementaire motorcortex. Het anterieure aandachtsnetwerk wordt verondersteld executieve sturing te geven aan vrijwillig gedrag en denkprocessen, en is daarom in feite een beschrijving van de executieve functies. |
|
Het anterieure aandachtsnetwerk omvat het voorste deel van het cingulum en de supplementaire motorcortex.
Het anterieure aandachtsnetwerk wordt verondersteld |
executieve sturing te geven aan vrijwillig gedrag en denkprocessen, en is daarom in feite een beschrijving van de executieve functies. |
|
Executieve functies
Het domein van de executieve functies betreft situaties die
|
een beroep doen op gecontroleerde informatieverwerking, waarin de aandacht bewust en intentioneel gericht moet worden op de relevante informatie.
Het woord 'zelf' is het kernbegrip van de executieve functies: het gaat om zelfgestuurd gedrag dat voortkomt uit eigen intenties en motivatie van een individu.
|
|
Het woord 'zelf' is het kernbegrip van de executieve functies: het gaat om |
zelfgestuurd gedrag dat voortkomt uit eigen intenties en motivatie van een individu.
|
|
Executieve controle: unitaire theorieën
|
Norman en Shallice (1986).
In dit informatieverwerkingsmodel wordt ervan uitgegaan dat al ons denken en handelen is gebaseerd op de activatie van mentale schema’s.
Schema’s kunnen worden opgevat als programma’s of routines die de interpretatie van binnenkomende informatie (input) en de daaropvolgende actie bepalen. Deze schema’s kunnen worden geactiveerd door informatie uit de buitenwereld. |
|
Schema’s kunnen worden opgevat als |
programma’s of routines die de interpretatie van binnenkomende informatie (input) en de daaropvolgende actie bepalen.
Deze schema’s kunnen worden geactiveerd door informatie uit de buitenwereld. |
|
Binnen de mentaalschematheorie wordt voor de selectie van schema’s een onderscheid gemaakt tussen |
routinematige en niet-routinematige situaties.
Drie mechanismen reguleren de activatiedrempel en de onderlinge krachtsverhoudingen tussen schema’s: -competitieselectie, -laterale modulatie, en het -superviserend aandachtssysteem (SAS).
De eerste twee mechanismen bepalen schemaselectie in routinematige situaties. Competitieselectie houdt in dat de selectie van schema’s automatisch verloopt. Het sterkste schema wint en wordt actief.
Laterale modulatie betreft de onderlinge invloed van actieve schema’s op elkaar waardoor een actief schema een daarmee incompatibel ander schema kan onderdrukken en een compatibel schema kan faciliteren. |
|
Drie mechanismen reguleren de activatiedrempel en de onderlinge krachtsverhoudingen tussen schema’s:
-c -l -s |
-competitieselectie, -laterale modulatie, en het -superviserend aandachtssysteem (SAS).
De eerste twee mechanismen bepalen schemaselectie in routinematige situaties. Competitieselectie houdt in dat de selectie van schema’s automatisch verloopt. Het sterkste schema wint en wordt actief.
Laterale modulatie betreft de onderlinge invloed van actieve schema’s op elkaar waardoor een actief schema een daarmee incompatibel ander schema kan onderdrukken en een compatibel schema kan faciliteren. |
|
-competitieselectie, -laterale modulatie, en het -superviserend aandachtssysteem (SAS).
De eerste twee mechanismen bepalen schemaselectie in routinematige situaties. Competitieselectie houdt in dat de selectie van schema’s automatisch verloopt. Het sterkste schema wint en wordt actief.
Laterale modulatie betreft |
de onderlinge invloed van actieve schema’s op elkaar waardoor een actief schema een daarmee incompatibel ander schema kan onderdrukken en een compatibel schema kan faciliteren. |
|
Het superviserend aandachtssysteem (SAS) wordt actief in situaties waarin |
we bewust keuzes moeten maken en de routinematige selectie van schema’s onderdrukt moet worden.
De top-down modulatie van competitieselectie door het SAS zou middels diverse controleprocessen verlopen. Wanneer men een complexe taak uitvoert, is het noodzakelijk om de benodigde informatie net zo lang geactiveerd te houden in het werkgeheugen tot het doel bereikt is. |
|
De rol van het werkgeheugen in het executieve functioneren is uitgewerkt door Baddeley.
Het centrale sturingssysteem in zijn werkgeheugentheorie is |
de central executieve.
Dit is een flexibel, superviseren systeem dat verantwoordelijk is voor de aansturing van de hulpsystemen en de controle en regulatie van cognitieve processen. Daarmee is het dus zeer vergelijkbaar met het SAS. |
|
de central executieve
Dit is een flexibel, superviseren systeem dat verantwoordelijk is voor |
de aansturing van de hulpsystemen en de controle en regulatie van cognitieve processen.
Daarmee is het dus zeer vergelijkbaar met het SAS. |